zaterdag 16 februari 2013

Vredesdag (1)

Wanneer ze eindelijk vertrokken, was het al warm en stof hing over de drukke straten. Sadako rende voor de anderen uit naar het huis van haar beste vriendin, Chizuko. Ze waren sinds de kleuterklas beste vriendinnen en even onafscheidelijk als een schaduw van zijn lichaam.
Chizuko zwaaide en wandelde Sadako tegemoet. Sadako wenste soms dat haar vriendin een beetje meer gehaast zou kunnen zijn. "Hé schildpad!" riep ze, "Rep je wat zodat we niks missen!"
"Sadako chan, niet zo rennen in dit weer," riep haar mama haar na. Maar het haalde niks uit. De meisjes raceten al door de straat.
Mevrouw Sasaki fronste. "Sadako wil altijd de eerst zijn, ze stopt nooit om te luisteren," zei ze.
Meneer Sasaki lachte. "Heb je haar ooit zien stappen als ze kon rennen, huppelen of springen?" zei hij met trots in zijn stem omdat Sadako een uitzonderlijke loopster was.
Aan de ingang van de Vredestuin stonden de mensen in stilte aan te schuiven. Aan de muren hingen de foto's van de Hiroshima-slachtoffers. De atoombom - de Bliksemflits - had Hiroshima in een woestijn veranderd.
Sadako wilde niet naar de gruwelijke beelden kijken. Ze hield Chizuko's hand stevig vast en liep vlug door het gebouw.
"Ik herinner me de bliksemflits," fluisterde Sadako. "Het was als licht van duizend zonnen. En dan prikte de hitte als naalden in mijn ogen."
"Hoe kan jij je dat nu nog herinneren?" schreeuwde Chizuko. "Je was toen nog een baby!"
"Echt wel!" antwoordde Sadako koppig.
Na de toespraken van de burgemeester en de Boeddhistische monniken werden honderden witte duiven uit hun kooien los gelaten. Ze cirkelden rond de gehavende, verminkte Atoombomkoepel. Ze waren net als de geesten van de slachtoffers die hoog in de hemel naar de vrijheid vlogen, dacht Sadako.