dinsdag 26 februari 2013

De laatste dagen (1)

Naar het einde van de maand juli werd het warm en zonnig. Sadako leek beter te worden. "Ik ben halfweg de duizend kraanvogels," vertelde ze aan Masahiro, "er staat iets goeds te gebeuren."
En dat was zo. Haar eetlust kwam terug en de pijn verdween bijna helemaal. Dokter Numata was heel tevreden met haar vorderingen en zei Sadako dat ze even naar huis mocht voor een bezoekje. Die nacht was Sadako zo opgewonden dat ze niet kon slapen. Om de magie niet kwijt te raken maakte ze nog meer kraanvogels.
Zeshonderd eenentwintig.
Zeshonderd tweeëntwintig ...
Het was hemels om weer thuis bij haar gezin te zijn voor O Bon, het belangrijkste feest van het jaar. O Bon was een speciale viering voor de geesten van de overledenen die terug kwamen om hun geliefden te bezoeken.
Mevrouw Sasaki en Mitsue hadden het huis gepoetst en geschrobd tot het blonk. Op de tafel stonden verse bloemen. Sadako's gouden kraan en haar Kokeshipop waren er ook. Het huis geurde naar de lekkere, bereide schotels van gebakken bonen en rijstballetjes die op het huisaltaar waren gezet voor de bezoekende geesten.
Die nacht zag Sadako haar mama een lantaarn buiten zetten zodat de geesten hun weg in het donker naar hun huis zouden vinden. Ze zuchtte gelukkig. Misschien, heel misschien kon ze thuis blijven.
Een hele sliert vrienden kwamen de Sasaki's bezoeken gedurende de dagen die volgden.
Tegen het eind van de week was Sadako weer bleekjes en uitgeput. Ze kon enkel maar stil zitten en kijken naar de anderen.
"Sadako heeft wel goeie manieren gekregen," zei meneer Sasaki. "Oba chans geest moet wel heel tevreden zijn om te zien welke deftige jongedame haar kleindochter geworden is."
"Hoe kan je dat nu zeggen!" barstte mevrouw Sasaki in tranen uit. "Ik zou veel liever onze wilde Sadako terug hebben." Ze depte haar ogen en haastte zich naar de keuken.
Ik maak iedereen triest, dacht Sadako. Ze wenste dat ze terug kon veranderen in de Sadako van vroeger. Hoe blij zou haar mama dan wel niet zijn!
Alsof hij wist wat Sadako dacht, zei haar papa nors, "Nu niet piekeren. Na een goeie nachtrust voel je je vast weer lekker."
Maar de volgende dag moest Sadako terugkeren naar het ziekenhuis. Voor de eerste keer was ze blij terug te zijn in haar rustige ziekenhuiskamer. Haar ouders zaten een hele tijd aan haar bed. Af en toe viel Sadako in een vreemde halfslaaptoestand.
"Wanneer ik sterf," zei ze dromerig, "wil je dan mijn lievelingsbonencake op ons huisaltaar zetten voor mijn geest?"
Mevrouw Sasaki kon niet spreken. Ze nam haar dochters hand stevig vast.
"Stil nu!" zei meneer Sasaki met een krop in zijn keel. "Dat zal nog jaren en jaren duren. Geef nu niet op Sadako chan. Je moet nog maar een paar honderd kraanvogels maken."
Verpleegster Yasunaga gaf Sadako medicijnen die haar hielpen om te rusten. Voor ze haar ogen sloot, reikte Sadako naar haar gouden kraanvogel.
"Ik zal beter worden," mompelde ze tegen haar pop, "en op een dag zal ik weer zo vlug lopen als de wind."