zondag 24 februari 2013

Kenji (2)

Sadako zat op haar kamer te piekeren. Ze stelde zich voor hoe het moest zijn als je ziek was en geen familie meer had. Kenji was moedig, dat was zeker. Ze maakte een grote kraanvogel van haar mooiste papier en stuurde hem naar zijn kamer aan de overkant van de gang. Misschien zou het hem geluk brengen. Dan vouwde ze nog meer vogels voor haar vlucht.
Driehonderd achtennegentig.
Driehonderd negenennegentig ...
Op een dag kwam Kenji niet meer opdagen in de veranda. Later die avond hoorde Sadako een bed op de gang rollen. Verpleegster Yasunaga kwam haar vertellen dat Kenji overleden was. Sadako draaide zich naar de muur en liet haar tranen de vrije loop.
Na een tijdje voelde ze de zachte hand van de verpleegster op haar schouder. "Kom, we gaan voor het raam zitten en praten," zei Yasunaga met vriendelijke stem.
Wanneer Sadako stopte met snikken, keek ze naar de maanverlichte hemel. "Denk je dat Kenji daar boven is tussen de sterren?"
"Waar hij ook is, ik ben er zeker van dat hij nu gelukkig is," zei de verpleegster. "Hij verliet zijn vermoeide, zieke lichaam en zijn geest is nu vrij."
Sadako was stil en luisterde naar de blaadjes van de esdoorn die ruisten in de wind. Dan zei ze,"Ik ben de volgende die zal sterven, toch?"
"Natuurlijk niet!" antwoordde verpleegster Yasunaga terwijl ze heftig met haar hoofd schudde. Ze spreidde een paar stukjes gekleurd papier op Sadako's bed uit. "Kom toon me nog eens hoe je een kraanvogel vouwt voor je gaat slapen. Nadat je duizend vogels hebt geplooid, zal je leven tot je een oud besje bent."
Sadako deed haar best om het te geloven. Ze vouwde behoedzaam de kraanvogels terwijl ze steeds dezelfde wens herhaalde.
Vierhonderd drieënzestig ...
Vierhonderd vijfenzestig ...