zondag 3 maart 2013

Epiloog


Sadako Sasaki overleed op 25 oktober 1955.
Haar klasgenootjes vouwden nog driehonderd zesenvijftig kraanvogels zodat er duizend kraanvogels begraven konden worden in Sadako's kist. In zeker zin kwam haar wens uit. Ze blijft eeuwig leven in de harten van de mensen.

Na haar begrafenis verzamelde de Bamboeklas al haar brieven en publiceerden ze in een boek. Ze gaven het boek de titel Kokeshi, naar de pop die ze aan Sadako hadden gegeven toen ze in het ziekenhuis lag. Het boek werd naar overal in Japan gestuurd en binnen onafzienbare tijd kende iedereen het verhaal van Sadako en haar duizend kraanvogels.

Sadako's vrienden begonnen te dromen van een monument voor Sadako en alle kinderen die gedood werden door de atoombom. Jonge mensen vanuit het hele land hielden collectes voor dit project. In 1958 kwam hun droom uit, het standbeeld werd onthuld in Hiroshima's Park van de Vrede. Sadako staat er in het paradijs op de top van de granieten berg. In haar uitgestrekte handen houdt ze een gouden kraanvogel vast.

De "Geplooide Kraanvogel Club" werd ter ere van Sadako opgericht. De leden van de club plaatsen nog steeds elk jaar op 6 augustus - Dag van de Vrede - duizenden kraanvogels aan de voet van Sadako's standbeeld. Ze doen ook een wens. Die wens staat gegraveerd onderaan het standbeeld:
Dit is onze kreet,
dit is ons gebed;
vrede in de wereld.

donderdag 28 februari 2013

Vlug als de wind


Hoe zwakker Sadako werd, hoe meer ze nadacht over de dood. Zou ze voortleven op een hemelse berg? Doet sterven pijn? Of was het net als in slaap vallen?
Kon ik het maar voor even vergeten, dacht Sadako. Maar het was als proberen de regen tegen te houden die uit de lucht naar beneden kwam. Van zodra ze zich concentreerde op iets anders, kwam de dood weer haar gedachten binnen sluipen.
Halfweg oktober kon Sadako de dag en nacht niet meer uit elkaar houden. Op een dag, toen ze haar mama zag wenen, smeekte ze, "Niet wenen mama, alstublieft niet wenen." Sadako wilde nog meer zeggen maar haar mond en haar tong wilden niet meer mee. Een traan liep over haar wang. Ze had haar mama zoveel verdriet gebracht. En het enige wat ze nog kon doen was papieren kraanvogels maken en hopen.
Ze prutste aan een stukje papier maar haar vingers konden niet meer vouwen.
Ik kan nu zelfs geen vogel meer maken, zei ze in zichzelf. Ik ben in een echte schildpad veranderd! Vlug, heel vlug probeerde Sadako met al haar krachten nog een kraanvogel te plooien voordat ze in de duisternis verdwaalde.
Minuten later of waren het uren geweest, kwam dokter Numata binnen en voelde aan het voorhoofd van Sadako. Hij nam het papiertje voorzichtig uit haar handjes. Ze hoorde nauwelijks wat hij zei, "Het is tijd om te rusten. Je kan morgen weer kraanvogels plooien. "
Sadako knikte zwakjes. Morgen ... morgen leek zo ver, zo heel ver weg.
Toen ze weer wakker werd, was haar hele familie er. Sadako glimlachte naar hen. Ze was deel van die warme, liefhebbende kring van mensen waar ze altijd zou zijn. Niks kon dat ooit veranderen.
Lichtjes dansten reeds achter haar ogen. Sadako streelde met haar dunne, bevende handje over de gouden kraanvogel. Het leven gleed langzaam uit haar weg maar de kraanvogel sterkte haar ziel.
Ze keek naar de vlucht kraanvogels boven haar bed. Terwijl ze keek, deed een herfstbriesje de vogels ritselen en wiegen. Ze leken te leven en door het open venster naar buiten te vliegen. Ze waren zo mooi en zo vrij! Sadako zuchtte en sloot haar ogen.
Ze werd nooit meer wakker.

De laatste dagen (2)


Van die dag gaf dokter Numata Sadako elke dag inspuitingen en bloedtransfusies. "Ik weet dat het pijn doet," zei hij, "maar we moeten blijven proberen."
Sadako knikte. Ze klaagde nooit over de spuitjes of de aanhoudende pijn. Er groeide diep in haar een veel ergere pijn. Het was de angst om te sterven. Ze vocht er even hard tegen als tegen de ziekte. De gouden kraanvogel hielp om te onthouden dat ze de hoop niet mocht opgeven.
Mevrouw Sasaki besteedde nu veel meer tijd in het ziekenhuis. Elke middag wachtte Sadako op de flip-flopgeluiden van haar mama's plastieken slippers in de gang. Al de bezoekers moesten dezelfde gele slippers aantrekken bij het binnenkomen, maar die van haar mama maakten dat speciale geluid. Sadako haar hart bloedde telkens ze haar mama's bezorgde gezicht zag.
De bladeren van de esdoorn kleurden roestbruin met een gouden schijn toen haar familie voor de laatste keer op bezoek kwam. Eiji gaf Sadako een grote doos verpakt in goudpapier met een mooie rode strik eromheen. Sadako opende de doos heel behoedzaam. Er zat een zijden kimono in met kersenbloesems op geborduurd, iets wat haar mama haar al altijd had willen geven. Sadako voelde hoe de warme tranen haar ogen vulden.
"Waarom deed je dat?" vroeg ze terwijl ze de zachte stof streelde. "Ik zal het nooit kunnen dragen en zijde kost zoveel geld."
"Sadako chan," zei haar papa teder, "je mama heeft er de hele nacht aan genaaid om het af te werken. Doe het aan voor haar."
Met heel veel moeite hees Sadako zich uit bed. Mevrouw Sasaki hielp haar om de kimono aan te trekken en de strik toe te binden. Sadako was blij dat je haar gezwollen benen niet kon zien. Ze hinkte onvast door de kamer en ging in haar stoel bij het raam zitten. Iedereen was eensgezind dat ze er als een prinses uitzag in haar kimono.
Op dat moment kwam Chizuko in de kamer. Ze mocht van dokter Numata een kort bezoekje brengen aan haar vriendin. Ze keek verrast naar Sadako. "Je ziet er beter uit met je kimono dan in je schooluniform," zei ze.
Iedereen lachte. Zelfs Sadako. "Dan zal ik het elke dag dragen om naar klas te komen als ik genezen ben," grapte ze.
Mitsue en Eiji giechelden.
Voor een korte tijd was het net alsof ze weer gezellig thuis waren. Ze speelden woordspelletjes en zongen de lievelingsliedjes van Sadako. Intussen zat ze stijfjes in de zetel en probeerde niet te tonen hoeveel pijn ze had. Maar het was echt wel al de pijn waard. Wanneer haar ouders naar huis gingen, zagen ze er zelfs bijna gelukkig uit.
Voor ze ging slapen, kon Sadako maar één papieren kraanvogel plooien.
Zeshonderd vierenveertig ...
Het was de laatste vogel die Sadako plooide.

dinsdag 26 februari 2013

De laatste dagen (1)

Naar het einde van de maand juli werd het warm en zonnig. Sadako leek beter te worden. "Ik ben halfweg de duizend kraanvogels," vertelde ze aan Masahiro, "er staat iets goeds te gebeuren."
En dat was zo. Haar eetlust kwam terug en de pijn verdween bijna helemaal. Dokter Numata was heel tevreden met haar vorderingen en zei Sadako dat ze even naar huis mocht voor een bezoekje. Die nacht was Sadako zo opgewonden dat ze niet kon slapen. Om de magie niet kwijt te raken maakte ze nog meer kraanvogels.
Zeshonderd eenentwintig.
Zeshonderd tweeëntwintig ...
Het was hemels om weer thuis bij haar gezin te zijn voor O Bon, het belangrijkste feest van het jaar. O Bon was een speciale viering voor de geesten van de overledenen die terug kwamen om hun geliefden te bezoeken.
Mevrouw Sasaki en Mitsue hadden het huis gepoetst en geschrobd tot het blonk. Op de tafel stonden verse bloemen. Sadako's gouden kraan en haar Kokeshipop waren er ook. Het huis geurde naar de lekkere, bereide schotels van gebakken bonen en rijstballetjes die op het huisaltaar waren gezet voor de bezoekende geesten.
Die nacht zag Sadako haar mama een lantaarn buiten zetten zodat de geesten hun weg in het donker naar hun huis zouden vinden. Ze zuchtte gelukkig. Misschien, heel misschien kon ze thuis blijven.
Een hele sliert vrienden kwamen de Sasaki's bezoeken gedurende de dagen die volgden.
Tegen het eind van de week was Sadako weer bleekjes en uitgeput. Ze kon enkel maar stil zitten en kijken naar de anderen.
"Sadako heeft wel goeie manieren gekregen," zei meneer Sasaki. "Oba chans geest moet wel heel tevreden zijn om te zien welke deftige jongedame haar kleindochter geworden is."
"Hoe kan je dat nu zeggen!" barstte mevrouw Sasaki in tranen uit. "Ik zou veel liever onze wilde Sadako terug hebben." Ze depte haar ogen en haastte zich naar de keuken.
Ik maak iedereen triest, dacht Sadako. Ze wenste dat ze terug kon veranderen in de Sadako van vroeger. Hoe blij zou haar mama dan wel niet zijn!
Alsof hij wist wat Sadako dacht, zei haar papa nors, "Nu niet piekeren. Na een goeie nachtrust voel je je vast weer lekker."
Maar de volgende dag moest Sadako terugkeren naar het ziekenhuis. Voor de eerste keer was ze blij terug te zijn in haar rustige ziekenhuiskamer. Haar ouders zaten een hele tijd aan haar bed. Af en toe viel Sadako in een vreemde halfslaaptoestand.
"Wanneer ik sterf," zei ze dromerig, "wil je dan mijn lievelingsbonencake op ons huisaltaar zetten voor mijn geest?"
Mevrouw Sasaki kon niet spreken. Ze nam haar dochters hand stevig vast.
"Stil nu!" zei meneer Sasaki met een krop in zijn keel. "Dat zal nog jaren en jaren duren. Geef nu niet op Sadako chan. Je moet nog maar een paar honderd kraanvogels maken."
Verpleegster Yasunaga gaf Sadako medicijnen die haar hielpen om te rusten. Voor ze haar ogen sloot, reikte Sadako naar haar gouden kraanvogel.
"Ik zal beter worden," mompelde ze tegen haar pop, "en op een dag zal ik weer zo vlug lopen als de wind."

maandag 25 februari 2013

Honderden wensen


Juni kwam met zijn lange eindeloze regenbuien. Dagenlang kletterde de regen uit de grijze lucht tegen de ramen. De regendruppels gleden bestendig van de bladeren van de esdoorn. De kamer kreeg al gauw een muffe geur. Zelfs de lakens voelden klam aan. Sadako zag bleek en voelde zich lusteloos. Alleen haar ouders en Masahiro mochten haar nog bezoeken. Haar klas stuurde haar een Kokeshipop om haar op te beuren. Sadako hield van de droefgeestige glimlach en van de geschilderde rode rozen op de kimono van de houten pop die een plaatsje gekregen had naast de gouden kraanvogel op het nachtkastje.
Mevrouw Sasaki was heel bezorgd omdat Sadako niet genoeg meer at. Op een avond bracht ze een verrassing mee verpakt in een furoshiki buidel. Al Sadako's lievelingsgerechten zaten er in - een loempia, kip met rijst, ingelegde pruimen, en bonencake. Sadako stutte zich tegen haar kussens en probeerde te eten. Haar gezwollen tandvlees deed zo veel pijn dat ze niet kon kauwen. Uiteindelijk duwde Sadako al de lekkernijen weg. Haar mama's ogen schoten vol.
"Ik ben toch zo'n schildpad!" schreeuwde ze uit. Ze was boos op zichzelf omdat ze haar moeder triest maakte. Ze wist ook dat haar familie geen geld had om al die dure voedingswaren te kopen. Ze veegde vlug de tranen uit haar ogen.
"Het is goed meisje," zei mevrouw Sasaki sussend. Ze wiegde Sadako in haar armen. "Je wordt vlug beter wanneer de zon terugkomt ..."
Terwijl haar mama gedichten voorlas, lag Sadako tegen haar borst. Toen Masahiro op bezoek kwam, was Sadako gekalmeerd en voelde ze zich gelukkiger. Hij vertelde haar verhalen over school en at intussen van de lekkernijen.
Voor Masahiro naar huis vertrok, zei hij, "Ik was het bijna vergeten maar Eiji gaf me een geschenkje mee. Hij diepte een stukje zilverpapier uit zijn zak op. "Hier," zei hij terwijl hij het aan zijn zusje gaf. "Eiji zei dat je er een kraanvogel moest van plooien."
Sadako rook aan het papier. "Ummm! Het ruikt naar snoep," zei ze. "Ik hoop dat de goden van chocolade houden."
Ze barstten alle drie in lachen uit. Het was de eerste keer in dagen dat Sadako lachte. Het was een goed teken. Misschien begon de toverkracht van de gouden kraanvogel te werken. Ze streek het papier glad en plooide een vogel.
Vijfhonderd eenenveertig ...
Maar ze was te moe om er nog meer te maken. Sadako strekte zich uit op bed en sloot haar ogen. Terwijl mevrouw Sasaki op haar tenen de kamer verliet, fluisterde ze een gedichtje dat ze vroeger altijd voor Sadako opzegde:
"O vlucht van hemelse kraanvogels
Bescherm mijn kindje met je vleugels."

zondag 24 februari 2013

Kenji (2)

Sadako zat op haar kamer te piekeren. Ze stelde zich voor hoe het moest zijn als je ziek was en geen familie meer had. Kenji was moedig, dat was zeker. Ze maakte een grote kraanvogel van haar mooiste papier en stuurde hem naar zijn kamer aan de overkant van de gang. Misschien zou het hem geluk brengen. Dan vouwde ze nog meer vogels voor haar vlucht.
Driehonderd achtennegentig.
Driehonderd negenennegentig ...
Op een dag kwam Kenji niet meer opdagen in de veranda. Later die avond hoorde Sadako een bed op de gang rollen. Verpleegster Yasunaga kwam haar vertellen dat Kenji overleden was. Sadako draaide zich naar de muur en liet haar tranen de vrije loop.
Na een tijdje voelde ze de zachte hand van de verpleegster op haar schouder. "Kom, we gaan voor het raam zitten en praten," zei Yasunaga met vriendelijke stem.
Wanneer Sadako stopte met snikken, keek ze naar de maanverlichte hemel. "Denk je dat Kenji daar boven is tussen de sterren?"
"Waar hij ook is, ik ben er zeker van dat hij nu gelukkig is," zei de verpleegster. "Hij verliet zijn vermoeide, zieke lichaam en zijn geest is nu vrij."
Sadako was stil en luisterde naar de blaadjes van de esdoorn die ruisten in de wind. Dan zei ze,"Ik ben de volgende die zal sterven, toch?"
"Natuurlijk niet!" antwoordde verpleegster Yasunaga terwijl ze heftig met haar hoofd schudde. Ze spreidde een paar stukjes gekleurd papier op Sadako's bed uit. "Kom toon me nog eens hoe je een kraanvogel vouwt voor je gaat slapen. Nadat je duizend vogels hebt geplooid, zal je leven tot je een oud besje bent."
Sadako deed haar best om het te geloven. Ze vouwde behoedzaam de kraanvogels terwijl ze steeds dezelfde wens herhaalde.
Vierhonderd drieënzestig ...
Vierhonderd vijfenzestig ...

zaterdag 23 februari 2013

Kenji (1)

Iedereen spaarde papier voor Sadako's kraanvogels. Chizuko bracht gekleurd papier mee uit de bamboeklas. Papa spaarde elk stukje papier uit zijn kapperszaak. Zelfs verpleegster Yasunaga spaarde het inpakpapier van de medicijnen voor Sadako. Masahiro hield zich aan zijn belofte, hij hing alle vogels netjes op. Soms reeg hij er een heleboel op één draad. De grootste kraanvogels vlogen alleen.
Er waren momenten dat Sadako zich in de maanden die volgden op de diagnose bijna genezen voelde. Niettegenstaande vond dokter Numata het toch beste voor haar dat ze in het ziekenhuis bleef. Sadako wist intussen dat ze leukemie had, maar ze wist ook dat er al patiënten van genezen waren. Ze gaf nooit de hoop op dat ook zij zou genezen.
Op een dag was Sadako druk bezig. Ze maakte haar huiswerk, schreef brieven naar vrienden en pennenvrienden en ze entertainde haar bezoekers met spelletjes, raadsels en liedjes. 's Avonds maakte ze altijd kraanvogels. Haar vlucht telde er nu al ruim driehonderd. De vogels waren nu perfect geplooid. Haar vingers werkten secuur en vlug zonder ook maar één foutje te maken.
Geleidelijk aan nam de bomziekte haar kracht weg. Ze leerde pijn kennen. Soms kon ze door de kloppende hoofdpijn niet lezen en schrijven of voelde ze een verschroeiend vuur door haar beenderen razen. De toenemende duizeligheid bracht haar soms in een donkere wereld. Vaak had ze enkel maar de kracht om bij het raam te zitten en voor zich uit te staren naar de esdoorn in de ziekenhuistuin. Dan zat ze daar uren na elkaar met op haar schoot haar gouden kraanvogel.
Op een dag toen Sadako zich echt uitgeput voelde en verpleegster Yasunaga haar in haar rolstoel naar de veranda reed, zag ze Kenji voor de eerste keer. Hij was negen en klein voor zijn leeftijd. Sadako nam zijn smal gezichtje en zijn donkere ogen in haar op.
"Hallo!" zei ze. "Ik ben Sadako."
Kenji antwoordde met een diepe, zachte stem. Al vlug waren ze aan het praten alsof ze elkaar al jaren kende. Kenji lag al heel lang in het ziekenhuis maar had weinig bezoekers. Zijn ouders waren overleden en hij woonde bij zijn tante in een naburig dorp.
"Ze is zo oud dat ze me maar eenmaal per week kan komen bezoeken," zei Kenji. "Ik lees meestal de ganse tijd."
Sadako draaide zich weg van het triestige gezichtje van Kenji.
"Het is eigenlijk niet belangrijk," ging hij verder met een vermoeide zucht,"ik sterf toch binnenkort. Ik heb leukemie door de bom."
"Maar jij kunt helemaal geen leukemie hebben," zei Sadako vlug. "Je was toen helemaal nog niet geboren."
"Dat speelt geen rol," zei Kenji. "Het gif zat in mijn mama's lichaam en ik kreeg het van haar."
Sadako wilde hem zo graag troosten maar ze wist niet wat te zeggen. Dan dacht ze aan de kraanvogels. "Je kunt net als ik papieren kraanvogels maken," zei ze,"zodat er een wonder kan gebeuren."
"Ik ken die vogels", antwoordde Kenji,"maar het is te laat. Zelfs de goden kunnen me niet meer redden."
Verpleegster Yasunaga kwam net binnen en sprak hem op strenge toon toe,"Kenji, hoe kan jij dat nu weten?"
Hij gaf haar een boze blik. "Ik weet het gewoon," zei hij. "En daarbij, ik kan mijn bloedwaarden lezen op de grafiek aan mijn bed. Elke dag worden die slechter."
De verpleegster reageerde zenuwachtig.
"Wat een babbelaar!" zei ze. "Jullie zijn jezelf aan het uitputten." En ze reed Kenji naar binnen.