maandag 25 februari 2013

Honderden wensen


Juni kwam met zijn lange eindeloze regenbuien. Dagenlang kletterde de regen uit de grijze lucht tegen de ramen. De regendruppels gleden bestendig van de bladeren van de esdoorn. De kamer kreeg al gauw een muffe geur. Zelfs de lakens voelden klam aan. Sadako zag bleek en voelde zich lusteloos. Alleen haar ouders en Masahiro mochten haar nog bezoeken. Haar klas stuurde haar een Kokeshipop om haar op te beuren. Sadako hield van de droefgeestige glimlach en van de geschilderde rode rozen op de kimono van de houten pop die een plaatsje gekregen had naast de gouden kraanvogel op het nachtkastje.
Mevrouw Sasaki was heel bezorgd omdat Sadako niet genoeg meer at. Op een avond bracht ze een verrassing mee verpakt in een furoshiki buidel. Al Sadako's lievelingsgerechten zaten er in - een loempia, kip met rijst, ingelegde pruimen, en bonencake. Sadako stutte zich tegen haar kussens en probeerde te eten. Haar gezwollen tandvlees deed zo veel pijn dat ze niet kon kauwen. Uiteindelijk duwde Sadako al de lekkernijen weg. Haar mama's ogen schoten vol.
"Ik ben toch zo'n schildpad!" schreeuwde ze uit. Ze was boos op zichzelf omdat ze haar moeder triest maakte. Ze wist ook dat haar familie geen geld had om al die dure voedingswaren te kopen. Ze veegde vlug de tranen uit haar ogen.
"Het is goed meisje," zei mevrouw Sasaki sussend. Ze wiegde Sadako in haar armen. "Je wordt vlug beter wanneer de zon terugkomt ..."
Terwijl haar mama gedichten voorlas, lag Sadako tegen haar borst. Toen Masahiro op bezoek kwam, was Sadako gekalmeerd en voelde ze zich gelukkiger. Hij vertelde haar verhalen over school en at intussen van de lekkernijen.
Voor Masahiro naar huis vertrok, zei hij, "Ik was het bijna vergeten maar Eiji gaf me een geschenkje mee. Hij diepte een stukje zilverpapier uit zijn zak op. "Hier," zei hij terwijl hij het aan zijn zusje gaf. "Eiji zei dat je er een kraanvogel moest van plooien."
Sadako rook aan het papier. "Ummm! Het ruikt naar snoep," zei ze. "Ik hoop dat de goden van chocolade houden."
Ze barstten alle drie in lachen uit. Het was de eerste keer in dagen dat Sadako lachte. Het was een goed teken. Misschien begon de toverkracht van de gouden kraanvogel te werken. Ze streek het papier glad en plooide een vogel.
Vijfhonderd eenenveertig ...
Maar ze was te moe om er nog meer te maken. Sadako strekte zich uit op bed en sloot haar ogen. Terwijl mevrouw Sasaki op haar tenen de kamer verliet, fluisterde ze een gedichtje dat ze vroeger altijd voor Sadako opzegde:
"O vlucht van hemelse kraanvogels
Bescherm mijn kindje met je vleugels."